Rasstandaard

FCI standaard nummer 342 (5 juni 2009)

Classificatie FCI: Groep I Herders- en veedrijvershonden (behalve Zwitserse Herdershonden)

KORT HISTORISCH OVERZICHT:

Hoewel er vele theorieën zijn over de oorsprong van de Australian Shepherd, is het ras zoals wij dat heden ten dage kennen uitsluitend ontwikkeld in de Verenigde Staten van Amerika. De Australian Shepherd verkreeg zijn naam door de associatie met de Baskische herders die in de negentiende eeuw vanuit Australië naar de Verenigde Staten van Amerika kwamen. De populariteit van de Australian Shepherd steeg gestadig met de grote vlucht die het western horseback riding nam na de Tweede Wereldoorlog, waarmee het grote publiek kennis maakte via rodeo’s, paardenshows, films en televisieshows. Hun inherente veelzijdigheid en leergierige aard maakten hen van grote waarde op Amerikaanse farms en ranches. De Amerikaanse veedrijvers ontwikkelden het ras verder, hun veelzijdigheid, scherpzinnige intelligentie, sterke drijfinstincten en hun opvallende uiterlijk bewarend, die oorspronkelijk hun bewondering won.

Hoewel ieder individu uniek is in kleur en tekening, tonen alle Australian Shepherds een onovertroffen aanhankelijkheid aan hun gezinnen. Hun vele kenmerken hebben de Australian Shepherds van voortdurende populariteit verzekerd.                                   

ALGEMENE VERSCHIJNING:

De Australian Shepherd is goed in balans, iets langer dan hoog, van middelmatige grootte en bone, in kleurpatronen die variatie en individualiteit bieden. Hij is oplettend en levendig, beweeglijk en lenig, stevig en gespierd, zonder log te zijn. Zijn vacht is van gemiddelde lengte en hardheid. Hij heeft een gecoupeerde of natuurlijke staart.

BELANGRIJKE VERHOUDINGEN:

Gemeten vanaf het borstbeen tot het zitbeen, en vanaf de schoft tot aan de grond, is de Australian Shepherd iets langer dan hoog.

Solide gebouwd met middelmatig zwaar bone. Bouw van de reu weerspiegelt mannelijkheid zonder grof te lijken. Teven zien er vrouwelijk uit zonder licht van bone te zijn.

GEDRAG/KARAKTER:

De Australian Shepherd is een intelligente werkhond met sterke drijf- en hoedinstincten. Hij is een trouwe kameraad en heeft het uithoudingsvermogen om de hele dag te werken. Gelijkmatig van aard, vriendelijk en zelden uit op “ruzie”. Bij een eerste ontmoeting kan hij enigszins gereserveerd zijn.

HOOFD:

Het hoofd is strak belijnd, krachtig en droog. Algehele grootte moet in verhouding zijn met het lichaam.

SCHEDELSTREEK:

Schedel: De bovenkant is vlak tot licht gewelfd. Er mag een lichte achterhoofdknobbel zijn. Lengte en breedte zijn gelijk.

Stop: Middelmatige, goed aangeduide stop.

AANGEZICHTSSTREEK:

Neus: Blue-merles en blacks hebben zwart pigment op de neus (en lippen). Red-merles en reds hebben leverkleurige (bruin) pigment op de neus (en lippen).

Bij de merles zijn kleine roze vlekken op de neus toegestaan maar deze mogen de 25% niet overschrijden bij honden ouder dan één jaar, anders is dit een ernstige fout.

Voorsnuit: De voorsnuit is even lang of iets korter dan de schedel. Vanaf opzij gezien vormen de bovenbelijning van de schedel en de voorsnuit parallelle vlakken, gescheiden door een middelmatige, goed aangeduide stop. De voorsnuit versmalt weinig van de basis naar de afgeronde neus.

Gebit: Een volledig gebit met sterke witte tanden, dat een schaargebit vormt. Een tanggebit is toegestaan.

Ogen: Bruin, blauw, amber, of elke variatie of combinatie hiervan, inclusief vlekken en marmering. Het oog is amandelvormig, niet uitpuilend of diepliggend. De blue-merles en zwarten hebben zwart pigment op de oogranden. De red-merles en roden hebben leverkleurig (bruin) pigment op de oogranden. Expressie: Oplettend en intelligent, alert en geestdriftig. De oogopslag is levendig, maar vriendelijk.

Oren: De oren zijn driehoekig, van gemiddelde grootte en dikte, hoog aangezet op het hoofd. Bij volle aandacht vallen zij naar voren of naar de zijkant als een ‘rozenoor’.

HALS: De hals is krachtig, van gemiddelde lengte, licht gebogen vanaf de kruin en goed passend in de schouders.

LICHAAM:

Bovenbelijning: De rug is recht en sterk, vlak en vast van de schoft tot aan de heupgewrichten.

Kruis: Licht aflopend.

Borst: Niet breed maar diep waarbij het laagste punt de elleboog bereikt.

Ribben: Goed gebogen en lang, niet tonvormig, noch vlak.

Onderbelijning en buik: Laat een licht opgetrokken buiklijn zien.

STAART: recht, van nature lang of van nature kort. Indien gecoupeerd (in landen waar dit is toegestaan) of van nature kort, mag deze niet langer dan 10 cm zijn.

LEDEMATEN:

VOORHAND:

Schouders: De schouderbladen zijn lang en vlak, liggen bij de schoft tamelijk dicht bij elkaar en liggen goed naar achteren. De opperarm, die ongeveer dezelfde lengte moet hebben als het schouderblad, vormt een bij benadering rechte hoek met de schouderlijn waarbij de voorbenen loodrecht op de grond staan.

Benen: Recht en sterk. Met stevig bone, eerder ovaal dan rond.

Middenvoeten: Van middelmatige lengte en zeer licht gebogen. De voorste bijklauwen mogen worden verwijderd.

Voeten: Ovaal van vorm, compact met dicht aaneen gesloten en goed gewelfde tenen. De voetzolen zijn dik en veerkrachtig.

ACHTERHAND:

Algemeen voorkomen: de breedte van de achterhand is gelijk aan die van de voorhand ter hoogte van de schouders.

De hoeking van het heupbeen en dijbeen correspondeert met de hoeking van het schouderblad en opperarm, ze vormen een nagenoeg haakse hoek.

Knieën: Goed aangeduid.

Spronggewrichten: Middelmatig gehoekt.

Middenvoeten: Kort, staan loodrecht op de grond en parallel aan elkaar, van achteren gezien. Geen Hubertusklauwen.

Voeten: Ovaal, compact met dicht aangesloten en goed gewelfde tenen. De voetzolen zijn dik en veerkrachtig.

GANGWERK:

De Australian Shepherd heeft een vloeiend, onbelemmerd en soepel gangwerk. Hij toont grote soepelheid in zijn bewegingen, met een evenwichtig en uitgrijpend gangwerk. De voor- en achterbenen bewegen recht en parallel t.o.v. de middenlijn van het lichaam. Wanneer de snelheid toeneemt, komen de voeten (voor en achter) samen op de lijn die het zwaartepunt volgt, terwijl de ruglijn vast en vlak blijft. De Australian Shepherd moet wendbaar zijn en in staat om direct van richting en gang te kunnen veranderen.

VACHT/HAAR:

Van gemiddelde structuur, recht tot golvend, weerbestendig en van gemiddelde lengte. De ondervacht varieert in dikte, afhankelijk van het klimaat. Het haar is kort en glad op het hoofd, de oren, de voorkant van de voorbenen en beneden de hakken. De achterkant van de voorbenen en de broek zijn middelmatig behaard. De kraag en halsbeharing zijn middelmatig, meer uitgesproken aanwezig bij reuen dan bij teven.

KLEUR:

Blue-merle, black, red-merle, red (alle met of zonder witte aftekeningen en/of tan aftekeningen, zonder voorkeur voor een bepaalde kleur. Een witte halskraag mag op de huid gezien niet voorbij de toppen van de schouderbladen komen. Wit is toegestaan op hals (zowel gedeeltelijk als volledige kraag), borst, benen, onderkant van de snuit, bles op het hoofd en een uitbreiding van het wit van de buikzijde naar boven toe tot 10 cm. boven de horizontale lijn die uit de elleboog getrokken kan worden. Wit aan het hoofd mag niet overheersen en de ogen moeten volledig omringd zijn door kleur en pigment. Typerend voor merles is dat zij donkerder worden bij toenemende leeftijd.

GROOTTE:

De gewenste schofthoogte voor reuen is 51 – 58 cm. en voor teven 46 – 53 cm. Kwaliteit mag niet opgeofferd worden ten gunste van de maat.

FOUTEN:

Elke afwijking van de voorgaande punten moet worden beschouwd als een fout en de beoordeling van de ernst van de fout moet exact in verhouding staan tot de mate waarin de fout zich voordoet of invloed heeft op de gezondheid en/of welzijn van de hond.

ERNSTIGE FOUTEN:

  • Prik- en hangoren.
  • Niet typische vachten.

DISKWALIFICERENDE FOUTEN:

  • Agressief of overmatig schuw.
  • Ondervoorbeet. Bovenvoorbeet méér dan 3 mm. Te korte middelste snijtanden die geen contact maken, in een overigens correct gebit, zal niet als ondervoorbeet worden beoordeeld. Gebroken of ontbrekende tanden door een ongeval, zullen niet als fout worden bestraft.
  • Witte lichaamsvlekken bij alle kleuren, wat betekent: wit op het lichaam tussen schoft en staart, aan beide zijden tussen de ellebogen en de achterzijde van de achterhand.

NB: Reuen moeten twee normaal ontwikkelde, volledig in het scrotum ingedaalde testikels bezitten